Taal is zeg maar echt mijn ding



De post verrast me met een pakje, het boek van Paulien Cornelisse: ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. Alleen om de titel wil ik het boek al hebben. En ik ben blijkbaar niet de enige. Het boek beleeft al bijna een dertigste druk. Het is een speciale wc-editie met een koordje erdoor waardoor ik deze dagen vaker en langer op de plee zit. Totdat er aan de deur wordt gerukt en zoonlief smekend piept ‘ma-am, schiet nou op, ik moet plassen.’ Wreed verstoord, klap ik het plee-boek dicht. Paulien is een ster in het ontrafelen van taal en reflecteert op een humoristische manier op uitdrukkingen en zegswijzen. Die legt ze onder een vergrootglas. Zo stelt ze relatie-taal aan de kaak, zoals kritiek verwoord in ik-boodschappen. Schijnt in de opvoeding goed te werken. Dus niet: wat ben jij hondsbrutaal. Maar: ik heb er moeite mee dat je zo’n toon aanslaat tegen mij. Dat doet pijn. Paulien heeft een voorbeeld uit het huishouden: Ik merk dat ik het moeilijk vind dat je niet even de moeite blijkt te kunnen nemen om met een vochtig doekje over het aanrecht te gaan. Wat gaan ‘we’ daaraan doen? Zij vindt dat enge, enge mensen. Toch blijkt het in de praktijk te zorgen voor minder conflicten, kan ik uit ervaring vertellen. Het is het verschil tussen praten in oordelen en de kritiek bij jezelf houden. Zou Paulien mij een eng mens vinden? Het lijkt me enig haar een keer te ontmoeten. Gaan we gezellig over ‘de kids’ praten. Ze flipt op dat woord. Bijvoorbeeld: haal jij de kids uit school? Paulien: Kids smaakt mij veel te veel naar mensen die nooit eens een probleem hebben en al helemaal niet met hun kroost. Mensen die zeggen: ‘we zijn lekker met de honden en de kids gaan uitwaaien op het strand’. Ik heb echt een vriendin met een hond die dat precies zo zegt. Ze leeft ook tamelijk ongecompliceerd. Dus dat klopt dan weer wel. Van die gezinnen die de messen vergeten bij een picknick en dan de smeerkaas gewoon met de autosleutels op het stokbrood smeren. En Paulien spreekt zich ook uit over Sinterklaas. Dat is fijn in deze dagen. ‘Sinterklaasgedichten zijn trouwens lang niet zo onschuldig als ze lijken.Vaak worden ze gebruikt om allerlei grieven  eens lekker te uiten, en wel anoniem. Het rare aan het sintgedicht is dat die anonimiteit nooit lang duurt. Degene die het geschreven heeft, lacht bescheiden, neemt complimentjes in ontvangt - maar is zogenaamd niet de auteur, dat is Sinterklaas. Het is een gespeelde anonimiteit waar iedereen in meegaat.’

Sinterklaas














De slaapkamer ligt inmiddels vol met pakjes voor de kinderen. We hebben drie grote jute zakken en een wasmand nodig om alles kwijt te kunnen. Elk jaar weer zeggen we: zullen we stoppen met die heisa? Gewoon een pakje per persoon. Ik kan de verleiding blijkbaar niet weerstaan en ga ieder jaar weer helemaal los. Ook met sokken en onderbroeken. Standaard een pyama of trui voor Beer. Sloffen zitten er meestal ook bij. Beer wil hele dure leren sloffen en geen goedkope van de Scapino waar ik ze meestal haal. Hij loopt al jaren op slippers van Birkenstock. De zool is nu doorgesleten. Ik heb een nieuw paar gekocht en hoop dat ze in de smaak vallen. De jongens vieren in de middag Sinterklaas bij scouting. Ze hebben beide een leuk pakje gekocht. Jellie iets van Adidas doucheschuim waar Justus even later mee thuiskomt. Hij is nogal van de geurtjes en smeersels. Op scouting vieren ze Sinterklaas  met een spel en een dobbelsteen waarbij je alle pakjes onderling kunt ruilen. Als witte sneeuwmannetjes komen ze thuis. Ze trekken hun skibroek aan en duiken de sneeuw in want er is een dik pak gevallen. Even later staat er een halve iglo in de tuin.
Beer en ik gaan schrijven. Een paar jaar geleden deden we dat nog letterlijk met de pen. Ik kalkte twee avonden in de agenda en schreef met hanenpoten ‘dichten voor Sinterklaas’. Over planning gesproken. De kinderen lagen op bed en wij zaten aan de grote tafel met speculaas en boterletter te rijmen. Wat rijmt er op ‘lego’ vroegen we elkaar kluivend op een pen. ‘Doe maar legopak, dat rijmt op zak’. Van een rijmwoordenboek op internet hadden wij nog nooit gehoord. We waren creatief en bedachten alles zelf. Die goeie oude tijd. Nu zit ik beneden op de iMac en Beer boven op de pc. We bellen met elkaar op de huistelefoon. ‘Ik ben klaar, heb je nog een volgend pakje?’ Ik kijk op mijn lijstje en som op: auto, pyama of woordenboek. ‘Ja, ik neem het woordenboek, rijmt op zoete koek.’ We verbreken de verbinding en tikken weer verder ieder aan ons eigen gedicht op onze eigen personal computer maar toch in verbinding.

Snijbonensnijder

Als kunstenaar bof ik met een creatief beroep. Je onderdompelen in kleur en vorm en iets scheppen uit het niets geeft veel voldoening. Toc...