De huiden van Fes


Ook Fes is een koningsstad. Op een of andere manier belanden we steeds weer in de medina, de soeks en de ambachten in plaats van bij de koninklijke paleizen. Meestal mag je de paleizen ook niet in of zoals een gids gevat opmerkte: ben je een vriend van de koning? Nee? Dan ga je toch ook niet op bezoek. Kortom je kunt wat in de paleistuinen dwalen maar meer niet. In de medina van Fes is het een drukte van belang. Kleine, nauwe steegjes met kraampjes vol vis, groente, noten of zilvergoed, leer (best mooie tassen ook met geitenhuiden) en bandjes en garens.Tussendoor lopen bepakte ezeltjes die hun koopwaar bij de kraam afleveren. Regelmatig springen we opzij als er weer een ezeldrijver aankomt met een volle, waggelende ezel. Buiten de medina wordt de koopwaar vanuit de auto op de ezels gehesen waarna het lastdier zijn tocht door de nauwe straatjes begint. 

We zijn op zoek naar de tannerie. De plek waar de dierenhuiden worden gewassen, geverfd en gelooid. Als we ook maar even zoekend rondkijken en stilstaan, staat er alweer een jongeman naast ons: "this way madam". We knikken vriendelijk en proberen de jongeman af te schudden. Het heeft iets dwingends de hele tijd zo'n jongen om je heen. Gelukkig laat hij ons na een paar minuten met rust en ontdekken we de tannerie in een deel van de stad waar ze flink aan het verbouwen zijn.
In een bruisende rivier worden de vachten gewassen. Het lijkt wel de middeleeuwen. Dat beeld wordt nog sterker als we bovenin een pand staan en naar beneden kijken op de tannerie. Vele baden en even zovele werkmannen. Ze bewegen de huiden in het water dat soms grijs en soms rood is. Met lieslaarzen aan en soms handschoenen wassen ze de huiden heen en weer. Zwaar werk. Overal hangen huiden te drogen. De baden kleuren rood met pigmenten. Het schijnt een vervuilende business te zijn. Vroeger werd chroom gebruikt dat zeer giftig is. De regels voor uitstoot en vervuiling zijn hier vast niet zo streng als in Nederland. Het is een fascinerend gezicht maar heeft ook iets triests. Waarom? Ik probeer te voelen wat het zo triest maakt en dan komt het woord omhoog: slavernij. Ja, daar doet het me aan denken. En dan te bedenken dat het nu nog lekker achttien graden is met een lekker zonnetje. Maar dit werk gaat elk seizoen door. Ook in de zomer als het veertig graden is. Ik moet er niet aan denken. We lopen terug naar beneden langs de mooiste leren producten: tassen, poefs, vachtjes. Het is de bedoeling dat toeristen wat kopen en zo wordt je ook opgewacht met een takje verse munt. Ongezien proberen we naar buiten te komen. We reizen slechts met handbagage en hebben geen plek voor mooie, grote leren tassen. Spijtig genoeg.

Een dag later willen we naar een ander stuk van de stad en naar de blauwe poort. We lopen naar de medina en zoeken de bordjes. Een klein jongetje spreekt ons aan en wijst gelijk de weg. Oh nee, niet weer een gids. Maar ja, hij is zo klein en hij spreekt bijzonder goed Engels. We raken aan de praat en eigenlijk is het wel een gezellig joch. Hij neemt ons mee naar de moskee met de veertien poorten. In de medina komen de houten deuren uit. Allen verschillend van houtsnijwerk en grootte en meestal gesloten. De hoofdpoort staat open voor mensen om te bidden. Wij mogen nooit naar binnen. Dat is wel een verschil met de boedhistische tempels of katholieke kerken die veel meer open zijn naar toeristen en niet-gelovigen. Dat vind ik jammer van deze godsdienst. Het jongetje dat Omar heet en zeven jaar is neemt ons mee naar een terras bovenin een huis. Via een trap met vele treden ingelegd met mozaïek komen we bovenin. Hier kijken we uit over de stad en op de moskee. We krijgen thee en koffie van de bewoner. Ik vraag Omar wat hij later wil worden. Hij tekent een ketting om zijn nek met een kaartje eraan. Het verwijst voor hem naar het beroep van officiële gids. Dat wil hij het liefst. Ik verbaas me over zijn jonge leeftijd. Hij is klein maar praat als een wijsneus van negen. Hij ziet gelijk dat ik een iPhone4 heb en wil graag op de foto.

Dan willen we wat spulletjes kopen en overleggen met Omar. Hij zegt 'ja, ja' en neemt ons verder en dieper de soeks in. Opeens is het niet meer leuk en proeven we zoals vaker een verborgen agenda. Even later staan we oog in oog met wat mannen die Omar lachend in de armen sluiten. Dit lijkt afgesproken werk. Waarschijnlijk krijgt Omar wat als hij toeristen aanbrengt. We zijn bij een tweede tannerie, we ruiken de geur van de huiden. Hier hebben we helemaal geen zin in want dat hebben we gister al gezien, bovendien dringt de tijd. We vliegen over een paar uur terug en willen nog wat shoppen. We lopen snel door en schudden Omar af. Dan maar geen fooi. Even later staat hij met een dikke grijns weer voor onze neus. We proberen nog eenmaal harde afspraken te maken. We willen naar de blauwe poort en die soeks uit. Op een gegeven moment worden al die steegjes en winkeltjes behoorlijk claustrofobisch. Omar wijst ons nog een keer de richting en we bedanken hem en betalen vijf euro. Hij weigert resoluut, zo jong als hij is. 'No, no'. Dit is veel te weinig. We doen er nog wat euro's bij en hij verdwijnt ongezien de soeks in. Omar wordt later vast een bevlogen en toegeweide gids die ook goed zijn prijs weet te maken.

De graven van Rabat


Rabat is de koningsstad aan de westkust. Na de drukte van Marrakech is frisse zeelucht een verademing. We lopen onze kleurrijke Riad uit, dit keer gerund door een moderne jongeman die goed Engels spreekt, en bereiken door een poortje het strand. Wat we daar zien beneemt ons de adem. Duizenden graven en grafstenen, bedekt met groen en soms bloemen, reikend tot aan de oceaan. Hier hebben de inwoners van Rabat hun laatste rustplaats. Met hun hoofd begraven naar Mekka. Aarzelend lopen we het pad naar beneden, zo in de armen van een praatgrage jongeman. Hij vertelt ons het een en ander over deze bijzondere begraafplaats en loodst ons mee het kerkhof door. Hij loopt en loopt en praat en praat. Engels, Frans, Italiaans, hij spreekt zijn talen. Uiteindelijk belanden we in de Kashba met huisjes uit de middeleeuwen. Alle huizen zijn wit en blauw geschilderd en de straten zijn proper en goed schoon geveegd. Hier en daar een bloempot met een cactus. Dit is de oudste kashba. Aan de andere kant van Rabat is de kashba in de medina met de winkeltjes en de restaurantjes. Hier is het stil en vredig ware het niet dat we aan de leiband van de gids lopen. Want dat blijkt hij te zijn en even later vraagt hij zijn gage. Opeens is het een handelaar in hart en nieren die zijn geld eist. Met een paar euro is hij niet tevreden. We geven nog wat meer en hebben weer een les geleerd. Niet met iedereen meegaan en assertief zijn. Mensen willen je hier zo graag helpen maar aan elke dienst hangt een prijskaartje en een praatje. Bovendien houd ik meer van dwalen in stilte, je laten verrassen, stilstaan en zelf ontdekken. In Marokko is dat een fikse uitdaging.


Bij het strand is bewaking. We passeren een slagboom en bewaker.  Omstreeks dit tijdsstip selecteren ze aan de poort en mag niet iedereen vrij doorlopen. Er wordt vooral gelet op jongens en meisjes. Die willen zich hier nogal eens terugtrekken aan de kust voor een romantisch samenzijn. Later zien we ook stelletjes die hand in hand naar de zonsondergang zitten te kijken. Het is een beeld dat je in de medina of in de stad nauwelijks ziet. Daar is de wereld van mannen en vrouwen sterk gesegregeerd. Als ik af en toe hand in hand loop met mijn man lijkt het bijna of ik iets ongepaste doe. Stout. Dan realiseer ik me weer in wat voor een vrij land we leven.

De volgende dag genieten we van de branding en de bruisende zee. De golven zijn hoog en slaan kapot tegen de rotsen. Het water trekt mooie halve cirkels in sporen. De kust wordt door vissers en enkele wandelaars gebruikt maar er is geen horeca. Het zou een uitgelezen plek zijn voor een mooie wandelboulevard of een leuk terras maar niets van dat alles. De plek wordt niet op die manier uitgebuit en geeft ons de kans om rustig te kijken en te slenteren. Op sommige plaatsen stapelt het zwerfafval zich op. Teruglopend over de begraafplaats is het druk met mensen en handelaren, veel oude mensen zitten gehurkt op de graven en steken bedelend een hand uit. De eerste geven we een muntje en dan steekt een hele rij zijn of haar hand uit. Het kleingeld verdwijnt zo uit onze zakken en we wandelen terug naar onze luxe Riad.


Snijbonensnijder

Als kunstenaar bof ik met een creatief beroep. Je onderdompelen in kleur en vorm en iets scheppen uit het niets geeft veel voldoening. Toc...