Snijbonensnijder


Als kunstenaar bof ik met een creatief beroep. Je onderdompelen in kleur en vorm en iets scheppen uit het niets geeft veel voldoening. Toch zit er ook een andere kant aan het scheppen in het atelier. Het is soms een eenzame bezigheid. Toen ik stopte met schilderles geven kreeg ik meer behoefte aan verbinding en aansluiting met de samenleving. Inmiddels heb ik dat ruimschoots gevonden en schrijf regelmatig interviews voor Taal Doet Meer. Verder ben ik gastvrouw in het filmhuis en ga daardoor veel vaker naar de film. Ook bezoek ik om de week vieringen in een TBS-kliniek. Lees hier een impressie.

Sinds een aantal jaren werk ik als museumdocent bij het Volksbuurtmuseum in de educatie. Dit kleine museum staat in wijk C en gaat terug naar de volksbuurt van begin 1900. Een tijd van hard werken, grote gezinnen, geen riolering, de  waterpomp op het plein, een poepdoos in de straten, varkensmarkten, ventkarren en zeer kleine behuizing. Over deze tijd geven we voorlichting aan schoolkinderen. Soms kleuters en soms gymnasiasten en alles er tussenin. We zijn met een bevlogen educatieteam en werken vaak met vier museumdocenten op een groep van rond de twintig leerlingen. Het museum is gevestigd in een oude school en is onlangs volledig vernieuwd heropend. Het is heel ruimtelijk geworden met een hele bijzondere kleur groen in de huisstijl en prachtige lampen in de ontvangstruimte.


Vandaag mocht ik de eerste rondleiding geven aan een groep kleuters. We lopen met twee museumdocenten in twee groepen door het museum en blijven bij vier markante punten stilstaan. Allereerst is er het huisje uit die tijd dat volledig authentiek is nagebouwd. Een kleine tafel met twee stoelen, een petroleumstel om op te koken, de oude kolenkachel, de poepdoos en een smal trapje naar boven waar wat matrasjes liggen voor de kinderen. Ook staan we stil bij wat voorwerpen uit die tijd zoals een leest. De kinderen mogen voelen hoe zwaar dat ding is en denken aan gewicht heffen. Vaak laat ik een kindje een schoen uittrekken en leg hem op de leest. Dan herkennen ze de vorm van een zool en snappen dat een schoenmaker het gebruikt om leren zooltjes op schoenen te spijkeren. Dat vraagt wel wat van de fantasie want alle kinderen dragen tegenwoordig sportschoenen met plastic zoelen waar zool en hak naadloos in elkaar overlopen. De snijbonensnijder prikkelt ook de fantasie want wat stop je in die twee gaatjes? Sla? brood? Wortel? Er wordt van alls geroepen. Soms help ik de kinderen en zeg dat het groen is en lang. Dan zeggen ze eerst komkommer en komen iets later wel op boontjes. Snijbonen kent niet iedereen. We gaan ook nog even langs bij de school hoe die vroeger was met oude lessenaars, leitjes en krijt. We shoppen bij de drogist waar alles per stuk wordt afgewogen en waar ook ingrediënten voor verf zijn te krijgen zoals ultramarijn blauw.


Het leukste onderdeel van het museum is de was. Nu mogen ze zelf aan de slag. Er staan twee teilen met een wasbord en een oude wringer ertussen. De kinderen mogen er omheen staan en komen allemaal aan de beurt. De een mag wassen met de borstel. Er staat een stamper om beweging in het water te krijgen zodat de vlekken oplossen. De volgende mag de wringer draaien en goed opletten dat de vingers van de ander er niet tussen komen. Zo maken ze met elkaar een goed geoliede wasmachine die aan niets doet denken aan de witte Miele met het kijkglaasje die ze thuis hebben staan. De volgende pakt de theedoek netjes aan uit de wringer en weer iemand anders hangt de theedoek op het wiebelige wasrekje. Onder veel gejoel lopen de kinderen weer terug naar de ontvangstruimte om hun jas te pakken. Ze hebben vanavond heel wat te vertellen aan tafel.

Je bent van harte welkom in het vernieuwde Volksbuurtmuseum, Waterstraat 27, Utrecht. Het museum is op maandag gesloten.

Asjera in Utrecht


We hebben een nieuwe bewoner in huis. Nou ja, eigenlijk is het een beeldje. Ze heet Asjera en ze staat voor de vrouwelijke kant van god. Lang geleden stond ze zij aan zij met de god Jahweh in de oude tempel van Jeruzalem. Deze god kennen velen uit de Bijbel. Voordat de jaartelling begon, 700 jaar voor Christus en voordat de bijbelverhalen zijn geschreven werden god en godin beide aanbeden. Jahweh en Asjera waren een echtpaar en beide verschijningsvormen van het goddelijke, de eeuwige of het mysterie.

Tijdens opgravingen in Jeruzalem zijn recent 3000 beeldjes van Asjera terug gevonden. Kleine beeldjes van aardewerk tussen de 8-14 cm hoog, vermoedelijk een afspiegeling van een groter tempelbeeld. Asjera staat fier rechtop, geworteld in de aarde en biedt haar borsten aan als een voedende oermoeder. Asjera is uit de weg geruimd toen er een andere wind ging waaien. Ze moest vernietigd worden toen het patriarchaat zijn intrede deed en de overhand nam. Het oude testament laat duidelijk zien dat er nog maar plaats is voor één god die behoorlijk jaloers is en wraakzuchtig. Voor de vrouwelijke wederhelft is geen plek meer en Asjera wordt verbannen naar het domein van afgoderij. We zitten nog steeds met de erfenis. Een mannelijke god, ongelijkheid, strijd, oorlog noem maar op. De vrouwelijke helft blijft in ballingschap.

Asjera staat voor die vrouwelijke kant die elk mens in zichzelf kan herkennen en ontwikkelen. Dat maakt niet uit of je vrouw, man of nonbinair bent. Het is belangrijk om die zachte kant in jezelf te erkennen en maakt je heel als mens. Voor mij gaat het om eigenschappen als ontvankelijkheid, mildheid, afwachten, stilstaan, vredelievendheid, openstaan, zachtheid, omhulling, schepping, creatie, leven geven. Al die eigenschappen waar het vrouwelijk geslachtsorgaan en de baarmoeder symbolisch voor zijn.

Wij ontvangen een beeldje van Asjera op de laatste dag van de tentoonstelling Exodus op Buitenplaats Doornburgh. Kunstenaar Marieke Ploeg heeft met een groot aantal vrijwilligers drieduizend beeldjes gemaakt en afgebakken op vuur in de open lucht. In de ruimte staan de beeldjes opgesteld in een lange stoet, getiteld Asjera's terugkeer. Niet alle beeldjes staan recht overeind. Een groot aantal ligt kapot en verpulverd op de vloer. L'Histoire se répète. Beeldenstorm anno 2023. Het blijkt dat de vrijdag ervoor een vrouw de tentoonstelling heeft bezocht, met een toegangskaartje in haar hand en vervolgens nijdig de beeldjes vertrapt. Ze roept; 'Er is maar één god en dat is Jahweh.' Zoveel vrouwelijkheid raakt haar blijkbaar in haar agressie. De kunstenaar besluit de rommel niet op te ruimen en deze gewelddadige ingreep te tonen.

Mijn man en ik komen in de mooie tuin achter het klooster tot een gesprek. Wat geloof je eigenlijk? Vroeger toen ik nog naar de kerk ging, was een geloofsstatement gauw gemaakt. Dat leerde je op catechisatie. Tegenwoordig is het wat meer zoeken naar woorden. De god Jahweh voldoet voor mij niet meer. Asjera is een welkome aanvulling, een beetje te vergelijken met Maria misschien. Vrouwelijke godinnen zijn voor mij eerder inspiratiebronnen. God als 'het mysterie' of 'de onnoembare' of 'het eeuwige' spreekt me aan maar blijft ook steken in taal. Iedereen maakt zijn eigen beeld van god en geeft zijn eigen invulling eraan of benoemt zichzelf als atheïst. Respect voor elkaar en mededogen, dat lijkt me een mooi vertrekpunt en compassie voor de boze vrouw. 

Het verzoek van de kunstenaar is om Asjera mee te nemen na afloop van de tentoonstelling en zo bij te dragen aan haar terugkeer. Elke bezoeker die dat wil, kan een beeldje uitkiezen. Mijn man kiest de frontvrouw en ik ga voor een beeldje middenin de stoet in zachtroze tinten. Nu staat zij te pronken op de vensterbank tussen pop, Maria, Ganesha en het Delfts blauw uit het ouderlijk huis. Hier is ze thuis. Wil je meer thuisplekken zien van Asjera? Kijk dan hier waar Marieke Ploeg alle foto's verzamelt.

Viering in TBS-kliniek



De controlelampjes flikkeren felrood en een hoge piep ontsnapt aan de controlepoortjes. Sinds een tijdje bezoek ik regelmatig de vieringen op zondagavond in een TBS-kliniek. Bij binnenkomst moet ik me ontdoen van tas, horloge, smartphone, sleutelbos, riem en metaal. Het is net Schiphol. Door ervaring wijs geworden laat ik de hele rataplan thuis en zo mag ik gewoon doorlopen ondanks een klein piepje. Maar nu zit er een strenge bewaker achter het glazen loket en spreekt me aan op het laatste, kleine piepje. Op het scherm brandt een lampje ter hoogte van mijn beugel-BH. Of ik die de volgende keer thuis kan laten anders kom ik er niet in. “Maar ik heb geen andere BH’s” zeg ik beteuterd. “Dan is er een grote kans dat u wordt teruggestuurd” is zijn repliek. 

Eenmaal binnen volg ik de wandelroute door lange gangen richting kapel. Soms loopt er een bewaker mee, soms vangt de voorganger ons op bij de klapdeuren die allemaal automatisch vergrendeld zijn en alleen met een pasje opengaan. Als alle hindernissen genomen zijn, kom ik in de kapel. Een sfeervolle ruimte met beschilderd glas in de ramen, schilderijen aan de muur en bloemen op tafel. De kaarsen branden. Elke zondagavond is hier een kort moment met zang, gebed en een kleine overdenking voor de mensen die hier zitten opgesloten. Om de verbinding met de samenleving levend te houden, komen hier ook een aantal vrijwilligers. Er zit een psychiater bij, een jurist, een gepensioneerde en nu ook een kunstenaar. Vaak zijn het mensen uit de lokale kerk die deze vieringen regelmatig bezoeken. De voorganger in trui en veterboots begroet de mensen die binnenkomen. Hoofdzakelijk mannen. Sommige mannen komen met hun begeleider. Ik heb tweemaal een vrouw gezien.

Dan gaat de viering van start met woorden van welkom. “Voel je welkom zoals je bent, je mag hier zijn met alles wat er is.” Iemand wordt uitgenodigd de grote kaars aan te steken en woorden klinken over licht dat in mensen is ontstoken. In deze periode gaan ook de adventskaarsen aan. Dan volgt een mooi lied op groot volume uit een kleine speaker die bediend wordt door de dominee met zijn telefoon. Een liedje van Celine Dion, Maria Carrey of een andere aansprekende zangeres. Er wordt wat mee gehumd en soms gezongen. Ook geestelijke liederen uit het liedboek of een opwekkingslied komt voorbij. Soms zijn er zes bezoekers soms wel vijftien. De ene zondag ben ik alleen en een andere keer zijn er drie vrijwilligers tegelijk. Dan lezen we een tekst. Danny steekt zijn vinger op en leest de tekst uit Mattheus hardop voor. De dominee geeft zijn overdenking. Hij spreekt zijn publiek direct toe in gewone mensentaal. Niet hoogdravend maar zacht en liefdevol. Af en toe verbindt hij de tekst met de situatie waarin deze mensen zitten. Schuld en schaamte komen voorbij. Vergeving.



De viering eindigt met het ontsteken van kleine waxinelichtjes die elke bezoeker mag aansteken voor een dierbare. Vooraan ontstaat een rij. De voorste geeft de brandende kaars door naar achteren en zo komt iedereen aan de beurt. Sommige mensen steken wel vier kaarsjes aan. Dan wordt er voorbede gedaan. Er gaan vingers de lucht in. “Wil je voor mijn moeder bidden?” Op de achterste rij vraagt iemand: “Wil je voor Kevin bidden, hij heeft het moeilijk nu.” Zo volgen nog enkele verzoeken. De voorganger slaat alles op in zijn fotografisch geheugen en memoreert de namen in zijn gebed dat volgt. We zijn ook even stil. Dan volgt de zegen en is er koffie en thee.


De laatste keer was een vrouw jarig en iemand had een taart voor haar gebakken. Ze vertelt dat ze oorbellen van haar moeder heeft gekregen. Het zijn clips en ze vraagt of ze goed zitten. “Moeten ze niet wat dichter op mijn oor?” Ze laat een ander cadeautje zien, een kettinkje van het Kruidvat, “Mooi he?” Ik zit naast Danny die mij deelgenoot maakt van zijn gewonnen Dart-wedstrijden. Hij vouwt wel vijf A4-tjes open met getallen van gespeelde wedstrijden met zijn maten. Hij heeft ze bijna allemaal gewonnen en glimt van trots. Hij laat zijn Ajax-T-shirt zien want hij is fan en toont ook nog even zijn vorkheftruck-rijbewijs. Hij vertelt dat hij vandaag bezoek heeft gehad van zijn 84-jarige moeder. Met haar autootje komt ze uit Noord Holland naar het midden van het land om haar 52-jarige zoon te bezoeken die vastzit. Ook mijn andere buurman van midden vijftig vertelt over zijn 80-jarige ouders die elke week op bezoek komen. Ze maken zich zorgen en zijn soms kwaad over de gang van zaken. Ik realiseer me hoe bevoorrecht ik ben met twee jong volwassen zoons die zijn uitgevlogen en zelfstandig hun leven op poten hebben. Ik maak me weinig tot geen zorgen. Deze grote, volwassen mannen zijn nog steeds zoon van hun bezorgde ouders. Het leven is hen uit de handen geglipt. Hoe groot moet de zorg en het verdriet zijn voor hen maar ook voor hun ouders, mensen op leeftijd. Voor hen geen rustige oude dag. Aan alles merk je hoe blij de bewoners zijn dat er naar hen wordt omgekeken. Een avond per week kletsen over het WK met mensen buiten de muren. Ik weet niet waarom deze mannen hier zitten. Beter ook. Nu kan ik ze onbevangen tegemoet treden. Na afloop loop ik door de gangen, de klapdeuren door en de piepende poortjes, de vrijheid tegemoet.

Onbereikbaar


Mijn drang tot ordening en opruimen werkt soms tegen me. Vandaag ben ik in mijn atelier en ruim de tafel op bij het weggaan. Rapend in papieren en tijdschriften creëer ik een mooie stapel. De Ipad leg ik er bovenop zodat ik morgen gelijk de digitale krant kan lezen zonder het zware ding heen en weer te sjouwen naar huis. Ik negeer even de inbraak onlangs in mijn studio en blijf uitgaan van het goede in mensen. Vlak voor ik ga, check ik nog even mijn telefoon en kijk naar het weer. Vanmiddag lekker weertje om buiten te zijn. Vanavond wat regen voorspeld dus de kussens uit de tuinstoelen toch maar naar binnen nu. Er komt een mooie foto online van manlief bij een vuurtoren in Denemarken. Hij is een paar weken op zee aan het zeilen. Ik pak mijn sleutels, draai de deur op slot en fiets naar huis. Thuisgekomen gaat de tas open. Er zitten drie vakken in mijn handige camel bag waardoor ook hier orde heerst. Bovendien heb ik de tas nog even uitgemest in het atelier en ontdaan van oude papieren, reclamefolders en bonnetjes. Mensen denken dat ik alleen maar schilder in mijn atelier maar daar gebeuren ook een hele hoop andere dingen zoals plakken, knippen, kijken, vegen, opruimen, kijken, koffie zetten, denken, lezen, kijken, componeren, kijken, rommelen, zoeken, schuiven en kijken. En als ik eraan toekom, schilderen.

De tas trek ik open om mijn telefoon op de bar te leggen, de zonnebril op het aanrecht. Ik zie echter geen geel leren hoesje met smartphone. Ik doorzoek nogmaals alledrie de vakken maar ben gauw uitgekeken. Niets, nada. Ook achterin het vakje met het ritsje zit mijn 'lifeline naar de wereld' niet verstopt. Ik kan me niet voorstellen dat ik hem verloren ben. Dus geen paniek. Hij ligt waarschijnlijk op het geordende stapeltje op de werktafel in mijn atelier. Smartphone bij iPad, dat zal mijn onbewuste wel een logische combi hebben gevonden. 

Wat nu? Ik ga niet terugfietsen want ik heb er net een prachtige, extra lange fietstocht op zitten langs de Vecht en via Tienhoven met een omweg door het Noorderpark. Nu heb ik trek, wil graag wat eten en dan lekker lui de zon in. Eenmaal in de stoel, knaagt er wel iets. We hebben ook geen vaste telefoonlijn meer. Net deze week zit manlief op zee en kan mij dus niet bereiken. Maar ik heb wel zijn beeltenis gezien dus hij leeft nog. Een vriendin heeft een luisterend oor nodig maar kan ik dus niet bereiken. Mijn schoonmoeder van 93 jaar was in het weekend nog 'life and kicking' maar moet ook niet plotseling iets raars krijgen. Mijn aandacht richt ik op het boek van Stine Jensen over guru's en misstanden in de spirituele yoga-wereld. Als ik thee ga halen, wil ik even op mijn telefoon kijken. Oh nee, dat kan niet. Geen gezeik, ik ga deze uitdaging gewoon aan. Wat is 24 uur zonder telefoon? Nou ja, ook twee betaalpasjes zitten erin. Dus ook geen boodschappen. Er spelen geen belangrijke zaken dus ik ga niet extra fietsen om dat ding op te halen en al helemaal niet met de auto. Ik weet dat ik de kussens binnen moet halen vanavond voor de regen. Lekker belangrijk. Dan krijg ik een helder idee. Mijn geliefden stuur ik een kort mailtje vanaf de computer om de situatie uit te leggen. No panic, don't worry. Even niet bereikbaar.

De avond verloopt rustiger dan anders. Wat tuinieren, televisie kijken, douchen en naar bed. De volgende ochtend hoef ik niets te checken. Ook de krant kan ik niet lezen want de iPad ligt in mijn atelier op die geordende stapel. Ik maak ontbijt en pak van de weeromstuit een boek, een rustig begin van de dag. Dan fiets ik eerst naar de bibliotheek, doe een koffietje met krant en dan naar het atelier. Als ik de deur open doe, ben ik toch een beetje zenuwachtig. Stel dat hij niet binnen ligt? Ik kijk op de stapel en zie alleen de zwarte iPad. Geen geel hoesje. Speurend scan ik alle plekje waar die zou kunnen liggen. Shit, nergens. Totdat mijn blik bij het keukenblad blijft hangen. Daar naast het theeblikje met Earl Grey. Een zucht van verlichting ontsnapt als ik snel door 44 berichtjes heen scroll. 


Alles is welkom


Alles hier is welkom. Dat is de uitdagende titel van het boek van Pema Chödrön, 
een Amerikaanse boeddhistische non. Wie zegt haar dit na met de oorlog op ons netvlies? Chödrön draagt met haar boeken bij aan de verspreiding van het Tibetaans-boeddhistische kloosterleven in het westen. Zij moedigt ons aan om onze omgeving op een positieve manier te beïnvloeden. Leef vanuit een ontwaakt hart, bodhichitta. Tegenslagen kun je zien als mogelijkheden voor innerlijke groei. We kunnen leren om uit te gaan van het goede in alle mensen, ook als we het fundamenteel oneens zijn met elkaar. Dit boek viste ik uit de bieb terwijl ik net ziek was geweest. Ik had wel behoefte aan wat positiviteit.

De ochtend begin ik met een rondje om het huis als de wereld nog in slaap is rond zeven uur. Als ik de keukendeur open, dringen direct de vogelgeluiden door in mijn oren. De merel die fluit, het koolmeesje dat piept en zaagt en het geruststellende 'roekoeroekoe' van de houtduif hoog bovenin de berk. Ik adem de frisse lucht in en loop met handschoenen aan, een vest, een sjaal om en een warme kop thee in mijn handen. Ik steek de straat over en loop de opkomende zon tegemoet. Achter de overburen kun je net de zon zien tussen de bomen en de borden van de snelweg en de lampen van de sportvelden. Totaal geen idyllische plek, maar hier doe ik het mee als stadsmeisje.

Het eerst zie ik de grijze muur van de garage die roze kleurt. De weerschijning van de opkomende zon die er dus al is. Ik draai me om en zie de roze lucht en de eerste helft van de zon boven de horizon piepen. Dag zon! Oogverblindend fel.
Ik nip van de warme thee, sluit mijn ogen en drink het licht. De lucht is fris en nog een beetje ijzig. Om mij heen liggen de verfrommelde stukjes moestuin die de overburen hier bijhouden op een stukje niemandsland. Een stronk boerenkool staat fier overeind. Wat zielige bosjes ui staan er schots en scheef tussen. Daarboven hangen meters Tibetaanse gebedsvlaggetjes. Aangetast en gescheurd door weer en wind. Ze hangen hier al jaren zo te zien. Waarschijnlijk van de bewoners met de grote gele camper die regelmatig over de wereld toeren. Vogels vliegen af en aan. Een Vlaamse gaai neemt een duikvlucht, een kraai krijst en een duif maakt zich bol op een kale tak en zingt zijn refrein dat ik nog zo goed ken van vroeger thuis in Rotterdam. Daarachter hoor ik het geraas van de snelweg de A27. Het is pas half acht maar de werkende klasse is alweer opgestart. In de verte loeit een sirene van een politiewagen of is het een ambulance? Ik denk aan de oorlog in de Oekraïne en aan mijn huis dat recht overeind staat enkele meters verderop. Dankbaar loop ik terug naar mijn veilige haven. Ik omarm de ochtend, alles mag er zijn.

Alles hier is welkom, Pema Chödrön - verbindend leven in een wereld uit balans, Ten Have. De schrijfster heeft ook andere titels op haar naam staan zoals Als je wereld instort, Liefdevolle vriendelijkheid en Verzacht je hart.


De verschrikkelijke jaren tachtig


De verschrikkelijke jaren tachtig is een hilarische serie met beelden van telefoons met hoorns aan draden, pakjes Tjolk, wokkelchips, de walkman, een pakkie shag, tuinbroeken, permanentjes en de Kindertelefoon die als een rode draad door de serie loopt. De grappen en grollen gaan samen met een droevige ondertoon die gaandeweg in de serie duidelijker wordt. Overigens is de commune niet alleen iets van de jaren '80. Ook nu is het een geliefde woonvorm. Jacob Derwig vertolkt het personage Bert. Hem kennen we als acteur (onlangs nog als minister president in BuZa) maar ook als winnaar van De Slimste Mens. Derwig heeft veel algemene kennis en is ooit begonnen op het gymnasium. Goed gemanierd, welbespraakt en met veel kennis van feiten. Daarom vind ik het zo leuk dat hij als acteur ook in de huid kruipt van een plat Amsterdamse Marius Milner in de serie Klem. In die serie slaat hij mensen op z’n bek, bedreigt, scheldt iedereen uit en neemt je mee het gewelddadige, criminele circuit in. 
Als acteur verkent hij het hele spectrum aan menselijke emoties en het bijbehorende gedrag. Ongefilterd het verdriet in, de woede, de vreugde en natuurlijk verliefdheid. Hoe vaak krijg je als mens de kans om zo diep in emoties te duiken? Voor de meesten van ons speelt aanpassen, fatsoen of moraal de hoofdrol waardoor we ons meestal allemaal netjes en fatsoenlijk gedragen en de ander niet kwetsen.

Derwig heeft daar net als andere acteurs geen last van. Na de serie Klem duikt hij nu in het personage van Bert uit de jaren tachtig woongroep. De serie is geschreven door Kim van Kooten die toevallig ook zijn vrouw is sinds jaren. In een interview vertelt Kim dat ze samen veel plezier hebben gehad in het maakproces. Dan had zij een scène geschreven en las die voor aan Jacob waarna ze beiden in een deuk lagen. Zoals de scène waar Bert over een van de kinderen wil plassen die in de brandnetels is gevallen. Zonder gêne haalt hij zijn lul uit zijn broek. Dit is dan wel een kunstpenis die van set naar set reist. Bert doet alles voor de groep maar ondertussen is hij wel de Bokito. Hij neukt buiten de groep maar de communevrouwen mogen dat niet. Heel jaren 80.
Zou je als mens beter af zijn als je al die menselijke emoties zonder gêne kunt verkennen? Dat vraag ik me wel eens af. Maar vooral: hoe is dat voor je organen en je hersenen? Je hart maakt geen onderscheid tussen echte kwaadheid en geacteerde woede. Je hartslag gaat omhoog, je bloeddruk gaat omhoog, je lijf staat stijf van de testosteron en je cortisol neemt af. Ook als je iemand uitscheldt, registreren hersenen negatieve energie en gedachten. Stress, angst, rennen voor je leven en krijsen, het is bepaald niet zen. Dat doet wat, lijkt me. Zou dat brein van acteurs niet teveel in de war raken? Hun hersenen en organen hebben voortdurend te maken met nepnieuws en heftige emoties die niet waar zijn. Zou dat invloed hebben op je relaties met mensen in het echte leven?

Nu is Jacob natuurlijk een bofkont met zijn vrouw Kim van Kooten. De vrouw met de mooiste, warmste en guitigste ogen die zelf ook een rol speelt in de serie. Zo lief hoe ze kleine Piet benadert. Die Piet wordt vertolkt door Rosa van Leeuwen en is prachtig om te zien. Met haar poppengezichtje kan ze heel stoïcijns kijken maar ook flink uithalen naar Bert. “Ik haat je!!!” schreeuwt ze hem toe meerdere keren achter elkaar. Een actrice in de dop die misschien wel zo groot als Monique vd Ven gaat worden. Ook bij zo’n klein meisje vraag ik me af; hoe werkt al die shit die ze meemaakt als klein, puur acteurtje door op haar hersenen? Haar hart? Prof-voetballers hebben een verhoogde kans op dementie door alle kopballen die ze jaren uitvoeren. Bij boksers die voortdurend rake klappen op hun hoofd krijgen, speelt dat ook. Je zou kunnen zeggen nevenschade. Zou er bij acteren naast het plezier van het uiten van emoties ook sprake van nevenschade kunnen zijn? Maar misschien is dit onderwerp taboe. Zouden ze op de Toneelschool daar inzicht in krijgen? Geen flauw idee. Misschien kan ik het Jacob eens vragen als ik hem ooit ontmoet. Dat zou voor mij een droomdag zijn. Een ochtend meelopen met Jacob Derwig tijdens een opnamedag. Even babbelen met kleine Piet. Dan samen lunchen met Jacob en Kim. In de middag een workshop scenarioschrijven volgen bij Kim van Kooten. Droom Groot zou Eva Jinek zeggen. Een fantastisch boek by the way. Nog drie afleveringen te gaan en zondagavond 27 maart is de zesde aflevering van de serie De verschrikkelijke jaren tachtig 21.15 uur bij de VPRO. Ik zit er klaar voor.



Creativiteit gesmoord in de kiem



In mijn tienerjaren vond ik het leuk om kleren te maken. Daarmee trad ik in de voetsporen van mijn moeder want ook zij zat vaak achter de naaimachine. Samen gingen we regelmatig naar de markt op de Meent in Rotterdam om stof te kopen. Altijd in de uitverkoop. Mijn moeder had een goed gevoel voor stof, materiaal, kwaliteit en kende ook alle stoffen bij naam: keperkatoen, ribfluweel, damast, ruwe zijde, kasjmier, triviera, linnen of een simpel katoentje. Ze wist ook dat een jurk die schuin van draad geknipt was, heel mooi viel. Als je bij haar kwam dan voelde ze altijd even aan de stof van je jurk of wollen vest en keek daarbij kritisch naar het materiaal door de leesglaasjes van haar bril. Niet iedereen vond dit een leuke gewoonte. Nu doe ik het zelf.

In een creatieve bui, het was rond 1976 stond ik met twee versleten spijkerbroeken in mijn handen. Van de ene kon ik eigenlijk geen afstand doen, het was een Wrangler. Ik knipte de broek open aan de binnenzijde van de pijpen en knipte het kruis weg.

In de driehoek die zo ontstond, stikte ik met de naaimachine de pijpen van de andere broek. Zowel voor als achter. Zie daar mijn nieuwe maxirok van spijkerstof. De kont van de broek zat er nog goed in. 

Mijn moeder had een hekel aan die rok. Ze verstopte hem wel eens in de werkkast tot mijn grote ergernis. Dat had natuurlijk een alarmbel moeten doen rinkelen maar nee, ik was zo verliefd op die rok en ging ermee naar school, de Gerefomeerde Scholengemeenschap in Rotterdam, de GSR. Het was trouwens best moeilijk fietsen in zo’n strakke rok.


Aangekomen op de Meindert Hobbemalaan in Kralingen liep ik de gang in waar Roth en Meier je altijd stonden op te wachten. Ik was wat aan de late kant en liep goed in het vizier voor de heren. 

Roth keek naar mijn nieuwe outfit en vroeg schamper: 

‘Wat is dat?’

‘Dat is een rok, die ik zelf heb gemaakt.’

‘Je mag nu doorlopen maar ik wil je er nooit meer in zien.’

‘Waarom niet? Je ziet toch niks? Hij is tot op m’n enkels!?’

‘Als jij die rok morgen weer aanhebt, kun je gelijk naar huis vertrekken. Linea-recta!’

‘Nou zeg, als het nou een hotpants was….’

‘Naar je klas!’

En zo droop ik af. De rok heb ik thuis nog wel tegen de zin van m’n moeder gedragen maar naar school durfde ik niet meer.


Dit verhaal schreef ik voor het GSR-reünie-boekje van klasgenoten toen we op de leeftijd van zestig jaar bij elkaar kwamen. 

Snijbonensnijder

Als kunstenaar bof ik met een creatief beroep. Je onderdompelen in kleur en vorm en iets scheppen uit het niets geeft veel voldoening. Toc...