In mijn tienerjaren vond ik het leuk om kleren te maken. Daarmee trad ik in de voetsporen van mijn moeder want ook zij zat vaak achter de naaimachine. Samen gingen we regelmatig naar de markt op de Meent in Rotterdam om stof te kopen. Altijd in de uitverkoop. Mijn moeder had een goed gevoel voor stof, materiaal, kwaliteit en kende ook alle stoffen bij naam: keperkatoen, ribfluweel, damast, ruwe zijde, kasjmier, triviera, linnen of een simpel katoentje. Ze wist ook dat een jurk die schuin van draad geknipt was, heel mooi viel. Als je bij haar kwam dan voelde ze altijd even aan de stof van je jurk of wollen vest en keek daarbij kritisch naar het materiaal door de leesglaasjes van haar bril. Niet iedereen vond dit een leuke gewoonte. Nu doe ik het zelf.
In een creatieve bui, het was rond 1976 stond ik met twee versleten spijkerbroeken in mijn handen. Van de ene kon ik eigenlijk geen afstand doen, het was een Wrangler. Ik knipte de broek open aan de binnenzijde van de pijpen en knipte het kruis weg.
In de driehoek die zo ontstond, stikte ik met de naaimachine de pijpen van de andere broek. Zowel voor als achter. Zie daar mijn nieuwe maxirok van spijkerstof. De kont van de broek zat er nog goed in.
Mijn moeder had een hekel aan die rok. Ze verstopte hem wel eens in de werkkast tot mijn grote ergernis. Dat had natuurlijk een alarmbel moeten doen rinkelen maar nee, ik was zo verliefd op die rok en ging ermee naar school, de Gerefomeerde Scholengemeenschap in Rotterdam, de GSR. Het was trouwens best moeilijk fietsen in zo’n strakke rok.
Aangekomen op de Meindert Hobbemalaan in Kralingen liep ik de gang in waar Roth en Meier je altijd stonden op te wachten. Ik was wat aan de late kant en liep goed in het vizier voor de heren.
Roth keek naar mijn nieuwe outfit en vroeg schamper:
‘Wat is dat?’
‘Dat is een rok, die ik zelf heb gemaakt.’
‘Je mag nu doorlopen maar ik wil je er nooit meer in zien.’
‘Waarom niet? Je ziet toch niks? Hij is tot op m’n enkels!?’
‘Als jij die rok morgen weer aanhebt, kun je gelijk naar huis vertrekken. Linea-recta!’
‘Nou zeg, als het nou een hotpants was….’
‘Naar je klas!’
En zo droop ik af. De rok heb ik thuis nog wel tegen de zin van m’n moeder gedragen maar naar school durfde ik niet meer.
Dit verhaal schreef ik voor het GSR-reünie-boekje van klasgenoten toen we op de leeftijd van zestig jaar bij elkaar kwamen.
2 opmerkingen:
Gelukkig is je craetiviteit niet echt om zeep geholpen :-)
Ik herinner me hoe je de blinkertjes, dobbertjes en allerhande andere accessoires uit de visserstoolbox van je vader nieuw leven gaf als sieraad. Aan je oren, in een ketting of sluiting voor een omslagdoek.
Iedere dag was je verschijning op school weer een kleurige en inspirerende verrassing.
Waar iedereen braaf binnen de lijntjes in bruin en blauw kwam opdagen, heb jij, onbewust, ons de ogen geopend voor andere vormen en functies. Kunst mag/moet schuren om regels te bevragen, te wissen of verfrissen.
En..., je werd echt gezien hoor: bij je diplomering klonken de profetische woorden: "Els, wat jij doet, doe je met verve!"
Ingrid
Oh, wat heb je toch een stalen geheugen Ingrid!
Ja, die dobbers komen nu weer bovendrijven.
De uitspraak 'Met verve' ga ik koesteren.
Dankjewel!
Een reactie posten